-
1 stir
n. het roeren, het poken; beroering, opwinding; gevangenis--------v. oproeren; oproer veroorzaken; roeren; gevoelens opwekken; rondlopenstir1[ stə:] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 beroering ⇒ opwinding, sensatie♦voorbeelden:————————stir2〈 stirred〉♦voorbeelden:1 don't stir! • beweeg niet!II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 stir oneself • in beweging komen, actief wordenstir the fire • het vuur oppoken/opporren -
2 stirring
adj. bewegend, roerend; opwekkend, veelbewogen, sensationeel--------n. beweging, het roeren; veroorzaking[ stə:ring] -
3 move
n. zet; stap; verhuizing--------v. bewegen; verplaatsen; verhuizen; ontroeren; voorstellenmove1[ moe:v] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 beweging3 zet ⇒ beurt, slag4 stap ⇒ maatregel, manoeuvre♦voorbeelden:get someone/something on the move • iemand/iets in beweging brengenlarge forces were on the move • grote strijdkrachten waren op de been4 make a move • opstaan 〈 van tafel〉; opstappen, het initiatief nemen; maatregelen treffen, in actie komenmake moves to stop the war • stappen ondernemen om de oorlog te staken————————move21 (zich) bewegen ⇒ zich verplaatsen, van positie/houding veranderen2 vorderen ⇒ vooruitkomen, opschieten6 verhuizen ⇒ (weg)trekken, zich verzetten7 een voorstel/verzoek doen♦voorbeelden:it's time to be moving • het is tijd om te vertrekkenmove along • doorlopen, opschietenhe moved away from her • hij ging een stapje opzijmove off! • verdwijn!, hoepel op!move over • inschikken, opschuivenmove down a road • een weg afgaanmove towards better understanding • tot een beter begrip komenthe plot moves slowly • de plot ontwikkelt zich langzaamsuddenly things began to move • plotseling kwam er leven in de brouwerijkeep moving! • blijf doorgaan!, doorlopen!the army moves off • het leger marcheert af6 they moved away • ze trokken weg/verhuisdenthey moved into a flat • ze betrokken een flat→ move about move about/, move around move around/, move down move down/, move in move in/, move on move on/, move out move out/, move up move up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bewegen ⇒ (ver)roeren, in beweging/beroering brengen3 verhuizen ⇒ vervoeren, overbrengen4 opwekken ⇒ (ont)roeren, raken, aangrijpen5 drijven ⇒ aanzetten, aansporen♦voorbeelden:1 the police moved them along • de politie dwong hen door te lopen/rijdenit moved him to laughter • het werkte op zijn lachspierenhe is moved to tears • hij is tot tranen toe geroerdbe moved to • zich geroepen voelen (om) te→ move about move about/, move around move around/, move down move down/, move in move in/, move on move on/, move out move out/, move up move up/ -
4 scramble
n. geklauter; gescharrel; gegrabbel; gedrang; gevecht, worsteling; motorcross--------v. schudden (kaarten); door elkaar mengen; roeren; worstelen, moeite doen; opzij geduwd wordenscramble1[ skræmbl] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————scramble2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
5 big
adj. groot; omvangrijk; dik; gewichtigbig1[ big] 〈bijvoeglijk naamwoord; bigger; bigness〉1 groot ⇒ omvangrijk, dik, zwaar; (hoog)zwanger, (hoog)drachtig3 groot ⇒ ouder, volwassen♦voorbeelden:big money • grof geld, het grote gelda big woman • een grote/zware vrouwbig with child • (hoog)zwanger, op alle dagenbig business • het groot kapitaal, de grote zakenwereldhe is a big name in show business • hij heeft een grote naam in de showwereldthe big opportunity • de grote kans3 my big sister • mijn grote/oudere zus4 the Big Bang • de Grote Knal, oerknal, oerexplosie; omwenteling, Big Bang 〈 met betrekking tot de Londense beurs in 1986〉〈 informeel〉 have big ideas • ambitieus zijn, het hoog in de bol hebbenbig talk • grootspraak, gebluf5 big words • bombast, grote woordenhave a big heart • gulhartig zijnthat was very big of him • dat was erg grootmoedig van hemBig Brother • Big Brother, Grote Broeder 〈de dictator in Orwells roman ‘1984’〉〈 ironisch〉 big deal! • reusachtig!〈 vaak figuurlijk〉 bang/beat the big drum • de grote trom roeren, hoog van de toren blazen〈 techniek, technologie〉 big end • (grote) drijfstangkop, big endwhat's the big hurry? • vanwaar die haast?what's the big idea? • wat is hier aan de hand?————————big2〈 bijwoord〉♦voorbeelden: -
6 churn
n. melkbus--------v. karnen, boter maken; lawaai makenchurn1[ tsjə:n] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————churn2〈 werkwoord〉2 karnen3 omroeren ⇒ laten schuimen, omschudden♦voorbeelden:the bouncing of the car made my stomach churn • door het gehobbel van de auto kwam mijn maag in opstand
См. также в других словарях:
Geld — 1. Ach, nun fällt mi all mîn klên Geld bî. (Brandenburg.) Ein Ausruf, der häufig erfolgt, wenn jemand durch irgendeinen Umstand an etwas erinnert wird, was er hätte thun sollen, aber bisher zu thun vergessen hat. 2. All wîr1 Geld, dat et Wîf nig… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
LAMMEREN — NETHERLANDS (see also List of Individuals) 26.5.1908 Voorburg/NL 20.10.1992 Wageningen/NL Wilhelmus Petrus Antonius van Lammeren graduated as a mechanical engineer from Technical University Delft TUD and there gained his PhD title in 1938. He… … Hydraulicians in Europe 1800-2000
Nadel — 1. A Nudel känn män in a Sack nit behalten. (Jüd. deutsch. Warschau.) Auch russisch Snegirew, 464. Angeborene, auch wol anerzogene Fehler lassen sich auf die Dauer nicht verbergen; sie kommen immer zum Vorschein, wie die Nadel in einem Sack. 2.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
TROOST — NETHERLANDS (see also List of Individuals) 19.3.1895 Rotterdam/NL 18.3.1966 Leiden/NL Laurens Troost graduated as a naval engineer from the Technical University of Delft in 1919. He then entered the Royal Dutch Marine and there joined the staff… … Hydraulicians in Europe 1800-2000
Ellenbogen — *1. Am Ellenbogen fehlt s dem nicht, sondern da – (auf die Stirn zeigend). (Nürtingen.) *2. Er hat seine Ellenbogen frei. Er kann thun, was er will, er steht nicht unter Vormundschaft. Frz.: Avoir ses coudées franches. (Lendroy, 786.) Holl.: Hij… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon